Vanaf het Neolithicum komt er aardewerk in omloop. Dit aardewerk werd gebakken in zogenaamde kuilovens. Een draaischijf kende ze nog niet. Het aardewerk werd geheel met de hand gemaakt. Geschikte klei om aardewerk te maken komt op vele plaatsen voor. Belangrijkste is wel dat de klei voldoende plastisch is. Dit is gemakkelijk te testen. Maak een kleirolletje ter grootte van een pink. Dit buigen we om tot een rondje en als er dan geen scheurtjes ontstaan is de klei geschikt. Is dit niet het geval dan moeten we de klei mageren, dit kan o.a. met wit zand . In de ijzertijd treffen we vaak aardewerk aan dat gemagerd is met fijn gestapte aardewerk. Ook het mageren met schelpgruis, houtskool en stro werd toegepast. Die magering is er dus voor om te zorgen dat de pot niet barst. Voordat we de klei voor ons doel gaan vormen , kneden we deze net zo lang tot vrijwel alle lucht er uit is. Dit is heel belangrijk in verband met breuk in de oven. Tijdens het bakken zal de lucht uitzetten ,en omdat deze ingesloten zit in de klei en zo niet kan ontsnappen kan er breuk ontstaan. Het eenvoudigste is nu om de klei tot een ronde bal te vormen. Hierna drukken we de duim in het midden, en beginnen zo met het vormen van de pot . Daarna trekken we al knedend de wanden op, er voor zorgend dat de dikte overal gelijk blijft. De klei nooit brokkelig laten worden. De tweede methode bestaat om een pot te maken uit kleirollen. Hiervoor nemen een bolletje klei en rollen dit op een harde vlakke ondergrond uit tot een ‘worst’ van ongeveer ¾ cm dikte. Deze worden dan op elkaar gestapeld en stevig aangedrukt, zodat alle lucht er uit wordt geperst. (zogenaamde ringentechniek) Deze werkwijze is heel geschikt om grote potten te maken. Als de pot ‘leerdroog’ is kunnen we hem polijsten. Dit kan met elk voorwerp met een glad oppervlak. Het polijsten heeft als grote voordeel dat de kleistructuur compacter wordt waardoor de potten vrijwel waterdicht worden. Ook kunnen we in het ‘leerzachte’ klei versieringen aanbrengen. Dit kan d.m.v. van inkervingen, indrukken van een stuk touw of schelp of met de nagels en duim. Glazuur kenden de prehistorische mensen nog niet. Als we een pot hebben vervaardigd moet deze ongeveer 2 weken drogen voordat we hem kunnen bakken. Dit drogen moet heel langzaam gebeuren. Mocht dit te snel gaan dan zal de pot niet aan alle kanten geleidelijk drogen waardoor deze onregelmatig krimpt en hierdoor barsten ontstaan. Behalve kookpotten werden ook andere voorwerpen gemaakt zoals weefgewichten, beeldjes en amuletten. (Zie ook ovens) Hieronder sites met meer informatie over de typologie van Nederlands aardewerk van de bronstijd t/m ijzertijd. http://home.zonnet.nl/postbus/aard.html en http://dissertations.ub.rug.nl/FILES/faculties/arts/2004/j.p.de.roever/h4.pdf
hoiii
BeantwoordenVerwijderen