Totaal aantal pageviews

De IJzertijd


De ijzertijd begon toen brons grotendeels werd vervangen door ijzer (800 v. Chr.) en eindigt met de komst van de Romeinen in ons land. (50 v. Chr) . Bronzen en vuurstenen werktuigen bleven echter in de IJzertijd ook nog wel in gebruik.
De IJzertijd vormt de jongste prehistorische periode omdat met de komst van de Romeinen de ‘geschiedenis’ werd opgeschreven.
De IJzertijd  kent drie periodes  te  onderscheiden in: Vroege (800-500 v.Chr.), Midden- (500-250 v.Chr.) en Late IJzertijd (250-50 v.Chr.). De IJzertijd valt volledig binnen het Subatlanticum (850 v. Chr tot nu), een klimaatfase waarin het iets kouder is dan de voorgaande periode. Het bos bestond vooral uit eik terwijl de beuk fors in opkomst was. Op de nattere gronden treffen we vooral wilg en els aan. Deze bossen werden echter steeds mee gerooid door de mens , en hierdoor staan er op de hogere gronden uitgebreide zandverstuivingen, waardoor de heide steeds meer uitbreiding kreeg.


Het stoken van een schachtoven.
 De overgang van de Bronstijd naar de IJzertijd kenmerkt zich dus door het begin van de ijzerproductie. De productie van ijzer is moeilijker dan van brons omdat er hogere temperaturen nodig zijn voor de productie en bewerking ervan. IJzer was echter harder dan brons en gaat hierdoor langer mee en misschien het aller belangrijkste, de grondstoffen voor de productie ervan, met name moerasijzererts en klapperstenen waren in Nederland in ruime mate aanwezig. Iedereen kon dus op goedkope wijze gebruik maken van dit materiaal. Het vervaardigen van ijzer gebeurde in speciaal gemaakte lemen ovens. Hier werd  houtskool in brand gestoken, daarop kwam het ijzererts of de klapperstenen te liggen. Hierop kwam weer een laag houtskool en dan weer een laagje ijzererts  enz. Het vuur moest een hoge temperatuur hebben en daarom werden met blaasbalgen extra zuurstof in de oven gepompt. Het ijzermoer smolt tot een “wolf” een smeedbare vorm van ijzer. Door dit proces een aantal keren te herhalen wordt de “wolf” steeds zuiverder. Als het pure ijzer over is kan een vorm van gesmeed worden zoals een bijl, mes zwaard enz.  IJzer gieten kon men nog niet omdat de gewenste temperatuur nog niet gehaald kon worden.
Ook ontstond in de IJzertijd grootschalige winning van zeezout langs de kust. Archeologische vondsten hebben duidelijk gemaakt dat dit zout over lange afstand werd verhandeld. Het was hierdoor een belangrijk ruilproduct.
Een andere belangrijke vernieuwing was de aanleg van de zogenaamde Celtic Fields, een akkerbouwsysteem dat tot in de Romeinse Tijd in gebruik zou blijven. Celtic Fields zijn kleine vierkante akkertjes, omgeven door lage aarden walletjes van ca. 40 x 40 meter. De akkertjes werden aangelegd op plaatsen waar het bos werd gekapt en verbrand. Stronken, afval en stenen werden op de walletjes geworpen. Op de akkertjes werden gierst, emmertarwe, bonen, vlas etc verbouwd. Uitgeputte akkers werden ‘ bemest’ door braaklegging en in combinatie met begrazing, Bemesting moet ook al hebben plaats gevonden door aanvoer van zoden (plaggen) De akkers werden geploegd met een eergetouw. Als deze akkers na verloop van tijd uitgeput raakten, werden er nieuwe bijgemaakt. In de loop der tijd ontstond zo een schaakbordpatroon van akkertjes. Een andere benaming voor deze akkers zijn raatakkers omdat ze uit de lucht gezien veel gemeen hebben met de vorm van een honingraat.
De boerderijen stonden in groepjes verspreid en vormde zo een nederzetting bestaande uit enkele boerderijen, schuren en spiekers. Op zo’n erf treffen we vaak een waterput aan of een drinkpoel voor het vee. Ook veekralen bestaande uit een vlechtwerk van wilgentenen worden vaak bij opgravingen terug gevonden. Afhankelijk van het type boerderij zien we dat mens en vee onder een dak konden leven. Als een huis na ca. één generatie onbewoonbaar was geworden, werd er verderop een nieuw gebouwd. Het oude huis werd waarschijnlijk niet afgebroken, maar zo lang mogelijk gebruikt voor andere doeleinden. Zo "wandelde" een nederzetting in de loop der tijd door het landschap. Op de zandgronden zoals in Brabant en Drente moeten het ‘ gemengde bedrijven’ zijn geweest van akkerbouw en veeteelt (schapen en runderen). Veel van deze boerderijen worden bij archeologisch onderzoek terug gevonden op de flank van de hogere dekzandruggen naar de lager gelegen ‘weigronden’ .  In de nattere (veen}gebieden  was het  boerenbedrijf meer toe gespitst op veeteelt. Jacht, visvangst en het verzamelen van eetbaars uit de natuur moet van ondergeschikte belang zijn geweest. Toch worden regelmatig jachtwapens en een enkele keer een boomstamkano terug gevonden.

Ongeveer 250 v Chr komt ook het glas in zwang. In eerste instantie werden er sieraden van gemaakt zoals armbanden. Maar al voor het begin van onze jaartelling waren de IJzertijd mensen in Nederland in staat zelfs glas te vervaardigen en er voorwerpen van te blazen. Ook het paard komt als trekdier in gebruik, hoewel ook de ossen deze functie blijven vervullen.
Werden de gecremeerde doden aanvankelijk nog in een urn bijgezet in een grafheuvel, in de Midden-IJzertijd werd over de crematieresten een lage plaggenheuvel opgeworpen. Deze heuvels liggen vaak in groepen bij elkaar en vormen zo grafvelden die grote oppervlaktes konden bestaan.  Het cremeren en het as in urnen plaatsen ging weer voorbij en er zijn zeker aan het eind van de ijzertijd weer allerlei manieren om mensen te begraven, soms alleen soms in groepen. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat
akkerland, begraafplaatsen en nederzettingen in de ijzertijd qua locatie nauw met elkaar waren verweven. In de vroege IJzertijd moeten er in Zuid-Nederland machtige heren hebben rondgelopen. De zgn. "vorstengraven" van Wijchen, Oss en Meerlo bevatten rijkversierde voorwerpen die uit zuidelijker streken waren geïmporteerd.
De bewoners van Noord-Nederland onderhielden daarentegen vooral contacten met Duitsland en Scandinavië.
De mensen hadden in deze tijd een geloof in allerlei goden en deze goden vroegen veel offers, dingen , dieren en ook mensen.Was dit in de bronstijd nog heel zelden het geval , in de IJzertijd kwam het veel meer voor.We weten dit door de veenlijken , waarvan velen uit deze periode komen.  Ook werden bomen vereerd de bekendste zijn wel de ‘ heilige eiken’.  In de onmiddellijke nabijheid kunnen we op Den Hout nog steeds een heilige eik bewonderen .

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Pagina's